kmlink

DR KLAUS MUELLER

Publications

NEDERLANDSE MUSEA OP HET NET (Museum Visie 2002)

Over de gehele wereld beleeft de digitalisering van museumcollecties een Gouden Eeuw. Musea besteden wereldwijd tientallen miljoenen dollars aan het virtualiseren van hun verzamelingen. Mede onder druk van regeringen zullen musea in de komende jaren digitale replica’s van hun artefacten en kunstwerken op het net presenteren.
Van de circa 900 Nederlandse musea is zo’n 400 aanwezig op het net. ‘Portals’ verbinden het museumveld, maar ook andere culturele instellingen zoals bibliotheken en archieven.
Waar leidt deze digitalisering toe? En – meer praktisch gezien – worden ermee inderdaad nieuwe bezoekersgroepen gewonnen?

Een recente studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar sites van Nederlandse musea en theaters komt tot een aantal conclusies maar laat ook veel vragen open. Aangetoond wordt dat de huidige virtuele expansie van musea tot uiteenlopende resultaten leidt. Terwijl grotere musea al een tweede of derde versie van hun website ontwikkelen, worstelen kleine musea met het uitbouwen van hun site. Deze ontwikkeling vindt ook in andere landen plaats. Zo wees een Amerikaans onderzoek uit dat grotere Amerikaanse musea allemaal over een site beschikken, tegen 93% van de middelgrote en 41% van de kleinere musea. Hoe rijker het museum is hoe uitgebreider de website, wat je meteen van de illusie berooft dat het net een uiterst democratisch medium is.
Bezoekt het publiek de museumsites? Ja, maar de mate waarin verschilt. Uit Nederlandse onderzoeken blijkt dat culturele informatie via het net niet meer dan 3 tot 4 % van het publiek bereikt, een percentage dat vergelijkbar is met media zoals radio en tijdschriften. Een vergelijkende studie van de Europese Unie kwam tot meer hoopvolle percentages. De Internet aansluiting in Nederland hoort samen met de Scandinavische landen tot de koplopers: 18% van Nederlanders met een aansluiting thuis gaf aan in de laatste drie maanden een museum website te hebben bezocht (alleen de Fransen doen het beter). Maar ook dit onderzoek verandert het beeld niet. Ofschoon Nederlandse museumsites een groter bereik hebben dan de sites van de meeste andere Europese collega’s, de grote massa wist men nog niet te bereiken.

De studie van het Planbureau komt tot ambivalente conclusies. Statistieken wijzen uit dat een betere site tot een aanwas van ‘echte’ museumbezoekers leidt. Maar onduidelijk blijft of de verminderde interesse voor musea bij jongeren door een uitbreiding op het net verandert kan worden.
Toch wijst internationaal onderzoek uit dat echte en virtuele consumptiepatronen steeds meer synchroon lopen. De meest geavanceerde Australische (AMOL) en Canadese (CHIN) museumportals trekken steeds meer bezoekers: met name toeristen die een fysiek museumbezoek voorbereiden. Sommige grotere musea als het Tate, Louvre en het U.S. Holocaust Memorial Museum ontvangen zelfs meer virtueel dan fysiek bezoek.

KENNIS DOORZICHTIG MAKEN
Het conceptualiseren van het net als marketinginstrument – in Nederland nog sterk in ontwikkeling – leidt echter gauw tot misverstanden, zeker wat betreft de mogelijkheden en consequenties rondom culturele ‘artefacten’. Het digitaliseren ervan verandert nu al onze vaste kijkgewoontes en ideëen over musea.
Een eenvoudige Google-zoekopdracht op bijvoorbeeld Van Gogh laat in minder dan 0,84 seconden 24.000 afbeeldingen verschijnen. Als je de foto’s van mensen met die achternaam, dubbele en dubieuze resultaten eruit haalt, resteert toch de meest volledige presentatie van zijn werk. Ooit moelijk toegangelijke werken zijn in hun geditaliseerde reproductie meteen beschikbaar; het maken van een eigen digitale verzameling is onder handbereik.
Onze verhouding met – en kennis over – musea verandert eveneens dankzij de bekende Nederlandse museumportals: museum.pagina.nl, museumserver.nl en museum.nl. Ze zijn tegelijkertijd tentoonstellingsagenda, Gouden Gids, interactief forum en prikbord. Deze portals richten zich op de institutionele identiteit van de deelnemende, individuele musea. Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) ontwerpt daarentegen een cultureel platform dat dwars door instituten heenloopt. Haar cultuurwijzer.nl biedt een visueel aantrekkelijke gids door zo’n 2300 culturele instellingen waaronder musea, archieven, bibliotheken, archeologische organisaties en monumentenzorg. De site is ontworpen vanuit het gebruikersperspectief. Centraal staat de zoektocht naar objecten; institutionele begrenzingen worden hierbij secundair en verdwijnen gedeeltelijk.

Een belangrijke uitdaging vormt de manier waarop je de diverse documentaire talen uit verschillende tradities standaardiseert zonder daarbij de rijke informatiebron aan te tasten.
Het Dublin Core Metadata Initiative, een open forum dat zulke standaard interoperabele on-linemetadata ontwikkelt, fungeerde hiervoor als belangrijk voorbeeld van hoe je inhoudelijk verschillende stellingen – bibliotheken en musea – toch op één lijn krijgt.
Anders dan de gecentraliseerde JOCONDE (Frans) of de AMICO Hertiage projects (VS) treedt DEN niet op als eindredacteur maar veeleer als mediator en stimulator. De deelnemende instanties blijven hun eigen verantwoordelijkheid houden bij het genereren van hun data en keuzes. De Cultuurwijzer fungeert als aanvullend platform. ‘Hoe meer musea investeren, hoe zichtbaarder ze op de cultuurwijzer zijn’, stelt Janneke van Kersen van DEN. Voor kleine musea biedt DEN – zoals bekend – een starterspakket van zo’n € 180 aan. Op den duur zal DEN zijn diensten verbreden zoals het Britse 24-Hour Museum (met meer dan 2400 musea), AMOL (400.000 collectieonderdelen uit 1100 Australische musea) en CHIN (200.000 onderdelen uit 700 Canadese musea) deden. Informatie over musea en hun collecties ist niet langer beperkt tot specialisten, maar doorzichtig, geactualiseerd en gratis beschikbaar voor iederen.

VERKAPTE ARCHIEVEN
Nooit tevoren had een museumpubliek toegang tot zo veel bronnen. Maar wat is de meerwaarde van deze sites die onverstoorbaar uitgroeien? Meer kennis, plezier en ervaring -of gewoon een vergroting van de alom geprezen ‘toegankelijkheid’? Het net heeft ons in browsers, informatievergaarders verandert (of het nu om muziek, foto’s of allerlei documenten gaat). De hoeveelheid informatie gaat allang onze verbeelding te boven. ‘Toegangelijkheid’ van culturele bronnen is het centrale argument bij de digitalisering. Maar kunnen bronnen zo worden gepresenteerd dat hun digitale replica aan betekenis wint? En hoe kunnen musea virtuele ruimtes scheppen die on-linemuseumbezoekers uitnodigen tot meer als het snelle surfen van een object naar het andere?

Op dit moment lijken on-linemusea niet meer dan archieven te zijn. We zoeken naar basisinformatie en voorwerpen. Omdat de database uitgangspunt voor de presentatie op het net blijft, is deze vorm van collectiepresentatie niet bepaald opwindend voor bezoekers. Databases vergemakkelijken het zoeken naar informatie maar dragen nagenoeg niets bij tot de waardering voor een artefact en de complexe sociale, historische of symbolische context waarin het staat.

Op dit moment geven museumsites daarom weinig meerwaarde aan de getoonde objecten in vergelijking met de kijk- en leerervaring in traditionele museumruimtes. In plaats van informatie-interpretatie beperken zich veel musea op het net tot informatieverstrekking.
Dat een in het “echt” getoond voorwerp een ander effect heeft dan zijn gereproduceerde versie op het net valt amper te betwisten. Maar een exploratie van de mogelijkheden van museale presentaties op het net wordt niet geholpen door een simplistische tweedeling tussen ‘echt’ en ‘virtueel’. De culturele geschiedenis kent een rijke en complexe wisselwerking tussen het origineel en reproducties.

NIEUWE LEERERVARINGEN
Musea zijn per definitie kunstmatig geconstrueerde omgevingen, ontworpen om voorwerpen te tonen die oorspronkelijk niet voor musea bedoeld waren. Veel museumobjecten kwamen via allerlei doorgangshuizen op hun uiteindelijke plaats in de museale vitrine terecht. De virtuele representatie herhalt deze reinterpretatie van objecten alleen op een andere manier; in deze opzicht zal men van de monitor als een nieuwe vitrine kunnen spreken. Het net, op haar beurt, versterkt het referentiekader van een dergelijk – door collectionering opgewaardeerd – object.

Met deze overgang van de derde naar de tweede dimensie en de reproductietechnologie schept het web tevens een nieuwe experimentele ruimte. Technische mogelijkheden om een object te tonen (inzoomen, uit verschillende hoeken bekijken of via links de maakwijze bestuderen) bieden ook de mogelijkheid tot nieuwe leerervaringen. Klik bijvoorbeeld eens op de site van het Museum van Speelklok tot Pierement op ‘windkrachtorkest’ in spel 2 en je ziet de onvermoede mogelijkheden die het net biedt. Het web zoals als andere media verbeeldt niet zozeer de werkelijkheid, maar schept een nieuwe eigen realiteit. Het medium is de boodschap zoals Marshall McLuhan stelde. Het net confronteert traditionele musea daarom ook met nieuwe mogelijkheden om objecten te tonen en te contextualiseren alswel met hun bezoekers te communiceren.

De informatiearchitectuur is nog maar net begonnen haar potentieel te ontdekken. Nieuwe generaties on-linetentoonstellingen zetten voorwerpen in een andere betekenisvolle context. Hiervoor zorgen een filmische montage van beeld, geluid, tekst en ontwerp naast uiteraard verschillende navigatiemogelijkheden.Mooie voorbeelden hiervan zijn de bekroonde sites van het Natuurhistorisch Museum Maastricht en die bij de Gauguin/Van Gogh-tentoonstelling. Een virtuele tentoonstelling vindt plaats in een geheel andere omgeving dan de traditionele museale. Het web is een zenuwachtig medium, alles is met een klick te bereiken. Musea beginnen nu met de verschillen tussen hun reale en virtuele bezoekers rekening te houden.
De ontwikkeling van digitalisering en standaardisering is een kostbare zaak. Maar dat hoeft niet zo te zijn bij on-lineshows. Overtuigende nieuwe ideeën kunnen meer bereiken dan uitputtende tentoonstellingen die klassieke concepten imiteren. On-lineshows profiteren ook van het feit dat veel objecten reeds geditaliseerd zijn. Het werk met digitale informtie is goedkoper en flexibler. Zo kunnen ook kleine musea met een beperkt budget en site experimenteren en zich herdefiniëren.

LEESBARE LANDSCHAPPEN
Nou hoeven musea niet per se gebouwen te zijn, het mogen ook ‘leesbare landschappen’ zijn. Dat is het concept van de Identiteitsfabriek Zuidoost (IDZO). Staand in het Nederlands landschap kunnen we iets leren over artefacten die door musealisering losgerukt werden van het landschap waarin ze ooit werden aangetroffen. Digitale replica’s, oproepbaar via mobiele internetverbindingen, brengen ze weer dichter terug bij hun oorsprong.
‘Musea, archeologische vindplaatsen, monumenten en landschapen combineer je zo tot “gedachtevelden”. Op zo’n manier dat cultuur niet tot een vermusealiseerd product wordt gereduceerd’, zegt Gerard Rooijakkers van IDZO.
Een ander voorbeeld, net voorgesteld op een conferentie over Networked Virtual Museums and Memory Institutions van het Maastrichtse McLuhan Instituut, is het vierdimensionale model van de middeleeuwse binnenstad van Bologna dat door het Nuovo Museo Elettronico wordt ontwikkeld.

ONTDEKT POTENTIEEL
Musea begrepen het web eerst als promotiemiddel, en vervolgens als interface waarmee ze hun opgeslagen collectie kunnen tonen. In beide gevallen namen musea aan dat hun site een onderdeel van hun activiteiten is: het verstrekken van basis- en educatieve informatie aan publiek, pers en onderwijs. Maar digitale voorwerpen, on-linebezoekers en virtuele communicatie dwingen musea tot een herdefinitie van hun uitgangspunten. Veel musea ontlenen hun fysieke aanwezigheid aan hun bouwkundige beperkingen. Ofschoon ze de nodige fondsen investeren in digitalisatie ontbreekt het hun aan visie op een manier om de informatiedata in inhoud om te zetten. Het wordt hoog tijd dat musea beseffen dat ze hun digitale profiel moeten herdefiniëren tot een vorm die de reproductie overstijgt.

REFERENTIES NEDERLAND
Museumportals
Museumserver
DEN (Digitaal Erfgoed Nederland)
Cultuurwijzer
Natuurhistorisch Museum Maastricht
Van Gogh Gauguin experience
Identity Factory Southeast
Cultuur op het Web, Sociaal en Cultureel Planbureau
Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
Muziekfabriek

BUITENLANDSE REFERENTIES
Australian Museums & Galleries Online
Canadian Heritage Information Network
Virtual Museum Canada
European Commission Digital Heritage Information Society
Joconde Database
National Initiative for a Networked Cultural Heritage (NINCH)
Latin American Museums
Best of the Web 2002 awards, Museum and the Web 2002
Nuovo Museo Elettronico
24-Hour Museum

BIBLIOGRAPHICAL REFERENCE ARTICLE
Klaus Mueller: Nederlandse Musea op het net: van data naar inhoud. De virtuele expansie. In: Museum Visie. 26ste jaargang, No. 4. December/Januari 2002.